
Jurisprudentie
BG1690
Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-10-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers108.003.981
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers108.003.981
Statusgepubliceerd
Indicatie
Art. 26 sub c RVV 1990, bord E6. Recht op gebruik van voor bepaald voertuig gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats is niet overdraagbaar aan derden. Betrokkene kan in de verhouding tot de toezichthouder geen rechten ontlenen aan de door mevrouw [A] verleende toestemming voor het gebruik van haar parkeerplaats. Door mantelzorger aangevoerde omstandigheden vormen geen noodsituatie en niet gebleken van schending van het gelijkheidsbeinsel.
Uitspraak
WAHV 1008.003.981
29 juli 2008
CJIB 09104942212
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Alkmaar
van 21 december 2007
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Alkmaar genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 130,- opgelegd ter zake van “parkeren op gehand.parkeerplaats anders dan met het voor die gereserveerde gehand.parkeerplaats bestemde voertuig", welke gedraging zou zijn verricht op donderdag 5 april 2007 om 14.46 uur op de Zijdam te Alkmaar met het voertuig met het kenteken [AB-00-AB].
3.2. De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 26 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Dat artikel bepaalt - voor zover hier van belang - dat op een gehandicaptenparkeerplaats die is gereserveerd voor een bepaald voertuig slechts met dat voertuig mag worden geparkeerd. Een gehandicaptenparkeerplaats in de zin van artikel 26 RVV 1990 wordt als zodanig aangeduid met het bord E6 van bijlage I bij het RVV 1990.
3.3. De betrokkene ontkent niet de gedraging te hebben verricht. Hij stelt zich op het standpunt dat de gedraging is verricht onder omstandigheden die het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken, dan wel matiging van de sanctie rechtvaardigen. Daartoe voert hij - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende aan. De betreffende parkeerplaats is in verband met de openingstijden van het atelier van mevrouw [A] op de [adres atelier] gedurende een aantal dagen per week, onder welke op donderdag, van 11.00 tot 17.00 uur gereserveerd voor haar auto met het kenteken [00-AB-AB]. Buiten de aangegeven tijden mag de gereserveerde parkeerplaats gebruikt worden door andere gehandicapten.
De betrokkene verleent mantelzorg aan mevrouw [B], op de pleegdatum 84 jaar, dementerend, zeer slecht ter been en net twee dagen terug uit het ziekenhuis na een opname van een maand. Zij woont op het adres [adres]. De betrokkene had zijn auto met toestemming van mevrouw [A] op de gereserveerde parkeerplaat gezet, voorzien van de gehandicaptenparkeerkaart van mevrouw [B], een bezoekerskaart en een papier van het formaat A5 met daarop de tekst "[adres], mevr. [B]". Hij zou boodschappen gaan doen met mevrouw [B], maar trof haar "ziek en beroerd" aan. Zij had vergeten te eten. Het was onverantwoord haar op dat moment alleen achter te laten om de auto te gaan parkeren zoals die volgens de parkeerpolitie geparkeerd zou moeten worden. Hij heeft haar dan ook eerst te eten gegeven en op verzoek van mevrouw [B] nog een spoedbetaling gedaan voor zij vertrokken.
De parkeerpolitie frustreert de regeling met mevrouw [A]. Het voorstel van de gemeente om een ontheffing voor de gereserveerde parkeerplaats te kopen voor een parkeertijd van maximaal 15 minuten, heeft hij afgewezen omdat het duur is (€ 41,10 per jaar) en geen garantie biedt dat hem niet alsnog een sanctie wordt opgelegd. Ook is sprake van rechtsongelijkheid, nu een mevrouw in Castricum haar gereserveerde parkeerplaats een heel weekeinde heeft afgestaan voor het parkeren van een caravan, zonder dat aan de caravanbezitter een sanctie is opgelegd.
3.4. Op grond van de WAHV mag het hof slechts beoordelen of op basis van de geldende verkeerregels kan worden gezegd dat aan de betrokkene terecht een sanctie is opgelegd. Het hof kan daarom niet ingaan op het door de gemeente Alkmaar gevoerde parkeerbeleid.
3.5. Het recht op het gebruik van een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats is niet overdraagbaar aan derden. Gelet daarop kan de betrokkene in zijn verhouding tot degene die belast is met het houden van toezicht op de naleving van verkeersregels, geen rechten ontlenen aan de door mevrouw [A] verleende toestemming voor het gebruik van haar parkeerplaats.
3.6. Met alle respect voor de door de betrokkene jegens mevrouw [B] verleende mantelzorg is het hof van oordeel dat de door de betrokkene geschetste situatie geen omstandigheid vormt die het opleggen van een administratieve sanctie niet billijkt, dan wel matiging van de sanctie rechtvaardigt.
Gelet op het feit dat mevrouw [B] toen 84 jaar oud, dementerend, zeer slecht ter been en net twee dagen weer thuis was na een ziekenhuisopname van een maand, was er geen sprake van een als acuut te betitelen noodsituatie. Veeleer had het in de rede gelegen dat de betrokkene bij het parkeren van zijn auto rekening zou houden met extra hulpbehoevendheid van mevrouw [B]. Dat de betrokkene niet of onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijkheid van verlenging van de door hem ingeschatte parkeerduur, is aldus een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt.
3.7. Met betrekking tot het beroep op het gelijkheidsbeginsel overweegt het hof dat de omstandigheid dat in andere gevallen zogenoemde Muldergedragingen om welke reden dan ook zonder sanctie blijven, niet meebrengt dat ook de betrokkene, die de gedraging heeft verricht, daarvan gevrijwaard zou moeten blijven. Immers, van schending van het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van de betrokkene zou slechts dan sprake zijn indien zonder geldige reden ten nadele van de betrokkene zou zijn afgeweken van het met betrekking tot gedragingen als de onderhavige geldende beleid (vgl. Hof Leeuwarden 8 oktober 2003, VR 2004/19, LJN AM5326, rechtspraak.nl). Daarvan is niet gebleken.
3.8. Nu het hof in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd geen omstandigheden ziet die het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken, dan wel matiging van de sanctie rechtvaardigen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Van der Heide als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.